Oorspronkelijke tekst: Erik Bouwmeester, Luitenant-kolonel der Grenadiers b.d.
Jaartal onbekend. De tekst is voorzover noodzakelijk bewerkt voor NZD.
De beide stukken over het voetballen zijn ingezonden door Willem Kruf (16 juli 2024).
Vanwege de zeer gespannen internationale ontwikkelingen besluit de regering op 30 juli 1914 tot mobilisatie van de strijdkrachten.
Eind 1914 verklaart de regering enkele dicht bij de grens gelegen gemeenten in staat van beleg. Een staat van beleg geeft een groot mandaat aan militaire commandanten in dat gebied.
Rottumeroog, vallende onder de gemeente Warffum, valt ook in die categorie. De commandant van de Stelling Den Helder, vice-admiraal W. Naudin ten Cate krijgt het overall bevel van het Waddengebied.
De eerste militairen komen
Voordat de eerste militairen komen, vindt er iets eigenaardigs plaats. Hendrik de Booij verhaalt hierover in zijn dagboek:
'De eenzame bewaarder (zijn titel is voogd) van ons kleinste bewoonde eiland, Rottumeroog, genaamd Hendrik Toxopeus, zit in zijn hoge uitkijkpost en bespiedt met een lange kijker de omtrek. De oorlog (van 1914) is uitgebroken en morgen zullen de soldaten komen op Rottumeroog om de neutraliteit te helpen handhaven. Hendrik Toxopeus kijkt in de richting van het nabije Duitse eiland Borkum aan de andere zijde van de Eems. Hij ziet en hoort hoe daar kanonnen worden beproefd, evenals reeds dagen tevoren gebeurt. Het is heden 2 augustus van het jaar 1914. Daar krijgt hij iets bijzonder in de kijker. Een kleine boot, die over het brede water komt aanzeilen. Er zit een man in. Nader en nader komt de boot en eindelijk landt zij, nog ver weg, op het strand. Nu stapt de man er uit. Hij draagt iets in de handen . . . nu waadt hij door de geul. "Wie is die man", denkt de voogd. Hij heeft vele vrienden op het grote Duitse eiland; zijn vrouw komt ook van Borkum. Dan, plotseling, weet hij wie het is. Evenals de wachter op de poort aan diens wijze van lopen de man herkent, die koning David het bericht zal komen brengen van Absaloms dood, herkent onze bewaarder aan een kleine beweging, hoewel nog zeer ver weg, zijn goede vriend Dirk Zeilman. "Wat komt die hier doen?", denkt hij. Nu ziet hij dat zijn bezoeker een grote vis draagt. Waar de duinen beginnen. ontmoeten de twee vrienden elkaar. De begroeting is zeer hartelijk. "Zie je", zegt Dirk, "ik had je zo lang niet gezien en ik dacht, je houdt wel van een tarbot". De voogd is zeer getroffen door de grote hartelijkheid. "Een vis moet zwemmen" zegt hij, "dus zullen wij hem koken en er een glaasje wijn bij drinken". Zo gezegd, zo gedaan en na korte tijd zitten zij tegenover elkaar aan tafel met tarbot, aardappelen en een glas wijn, afkomstig van een aangespoeld vat. Dan kijkt de voogd zijn vriend aan, neemt zijn glas op en zegt: "Dirk welkom bij mij thuis, maar je bent een spion". "Dat is zo", zegt Dirk zonder blikken of blozen, na een slok wijn. "En wat kom je nou spioneren?" "De Commandant van Borkum wil weten of er al soldaten zijn". "Zeg aan je commandant dat als hij morgen zijn kijker gebruikt hij ze zal zien komen . . . maar nu je spion bent, vertel jij me eens hoeveel man zijn erop jouw eiland en hoe staat het met de kanonnen?" Dirk vertelt het hem. "Ziezo", zegt de voogd, "nou zijn we weer goede vrienden. Laten we nog eens inschenken."
Niet op 2 augustus maar op 8 augustus 1914 en de daaropvolgende dag komen er respectievelijk 50 en 75 manschappen aan land, overgevaren vanuit Noordpolderzijl, nadat in juni door een tweetal officieren een verkenning voor de aanleg van de telefoonverbinding naar Schiermonnikoog is uitgevoerd. Het detachement is afkomstig van het 20e Regiment Infanterie, gelegerd in de Jan van Nassaukazerne te Harderwijk.
Tenue en bewapening van de mariniers in 1914 (hier op Schiermonnikoog).
Onder leiding van de kapitein te Wenkel (waarschijnlijker: 'te Winkel') wordt begonnen met de bouw van de barakken. Mogelijk zijn dat er drie, maar twee zeker. Tijdens de bouw slapen de manschappen in tenten.
Nadat de Commandant van de Stelling Den Helder het bevel over het Waddengebied heeft gekregen, worden de landmacht-militairen op 15 december 1914 afgelost door marinepersoneel dat onder de naam 'Marine-detachement Rottumeroog' op het eiland ontplooit. Dit marinedetachement bestaat uit personeel van het Korps Mariniers en is afkomstig van de Marinekazerne Amsterdam. Het commando is in handen van ene kapitein Romswinckel (een patriciër afkomstig uit een oud marine-geslacht).
De uitvoering van de opdracht
De formele operationele opdracht aan het detachement is niet meer te traceren, maar kan (met een beetje militair inzicht) bij benadering worden samengesteld. In essentie zou die kunnen hebben bestaan uit:
"bewaak en verdedig de soevereiniteit en neutraliteit van het deel van het Nederlands grondgebied vallende onder Uw gebied van verantwoording. Neem waar en rapporteer, m.n. scheepsbewegingen in het Eems estuarium (feitelijk: het Randselgat, Oude Westereems, Huibertgat Westereems en Rifgat), het eiland Borkum en haar omgeving alsmede het gehele luchtruim binnen waarneming. Tevens dient U voorbereidt te zijn om personeel en materieel van alle strijdende partijen dat het soevereine en neutrale territoir van het Koninkrijk der Nederlanden schendt te interneren en over te dragen aan het Opperbevel Land-en Zeemacht."
Om deze opdracht uit te voeren heeft het detachement natuurlijk ook middelen gekregen. Allereerst is dat het personeel: totaal 125 manschappen. Sommige bronnen schrijven over 135 man. Dit is o.a. samengesteld uit een stafgroep. Denk aan de commandant. In eerste aanleg is dat kapitein Romswinckel), een plaatsvervanger in de rang van eerste luitenant, een Officier van Gezondheid 2e klasse, een detachements-majoor (in de rang van sergeant-majoor), een onderofficier administratie, een foerier, een facteur voor de veldpost, een telegraafgroep en een keukengroep. De rest van het personeel is verdeeld over drie pelotons van elk ongeveer 28 man met een luitenant aan het hoofd. Dat er geen geestelijk verzorger (aalmoezenier of veldprediker) deel uitmaakt van het detachement is niet verwonderlijk, daar er in 1914 voor de hele krijgsmacht slechts vier aalmoezeniers en acht veldpredikanten zijn. Eén van deze zou echter wel op gezette tijden kunnen zijn overgekomen.
Rekening houdende met de personele sterkte van het detachement, de opdracht, een mogelijke rust-en stand-by regeling, corvee (w.o. het dagelijks voor 125 man aardappelen schillen), de dagelijkse 5-mans sloependienst op en neer naar Noordpolderzijl, verlof en ziekte, kan geconcludeerd worden dat op enig moment– uitgaande van een inzet op 24 uur en 7 dagen basis – ongeveer 17 man daadwerkelijk patrouilleren en waarnemen.
Alle pelotons hebben alarmopstellingen voorbereid die in 365 graden op het eiland zijn gedimensioneerd. Mocht het noodzakelijk zijn dan kunnen deze met het overige personeel, of ze nu slapen of stand-by zijn, na een alarm snel bezet worden.
Afb. links: Een voorbeeld van een Nederlandse militaire barak ten tijde van de mobilisatie 1914/18.
Qua bewapening stely het niet erg veel voor. De meeste mariniers hebben hun standaard geweer M 95 (Hembrug). Daarnaast zijn er twee mitrailleurs, waarschijnlijk Lewis M.20 of Browning .30, of mogelijk zelfs de loodzware M.08 Schwartzloze en een snelvuurkanon, waarschijnlijk een 3,7 cm revolverkanon.
Interessant is om te weten dat Borkum (dat dus onder waarneming moet worden gehouden en hemelsbreed zo'n zeven kilometer verwijdert, drie kustbatterijen van elk zes stukken artillerie heeft, in kaliber variërend van 240 mm tot 280 mm. Daarenboven heeft 'Seevestung Borkum' een marine 'Seeflugstation' met – op het hoogtepunt van de oorlog – 21 stuks Hansa Brandenburg W.12 tweepersoonsjachtvliegtuigen met drijvers. Ook het vliegtuigmoederschip de 'Santa Elena' heeft gedurende het hele conflict voor de kust van Borkum gelegen. Op geen moment is Borkum een dreiging geweest voor Rottumeroog. De batterijen op Borkum hebben ook nooit operationeel geschoten, maar slechts als oefening.
Wat wel plaatsvindt en een relatie heeft het de deelopdracht 'het bewaken en verdedigen van de
Nederlandse neutraliteit en soevereiniteit' is de Duitse annexatie in 1917 van het Huibertgat (een geul ten noorden van Rottumeroog. Het is zeer wel mogelijk dat dit geschiedt omdat die geul als nadering wordt gebruikt door Britse onderzeeërs. De noordelijk en in Duitsland gelegen Wester Eems is gemiddeld drie meter minder diep dan het Huibertgat, dat dus in Nederland ligt.
Afb. links Linksboven het Huibertgat met ten noorden daarvan de Westereems.
Op 22 november 1914 heeft het marine-detachement kunnen zien hoe de duikboot E-9 van de Britse marine via die geul de Oude Westereems in vaart en daar een Duitse torpedoboot tot zinken brengt. Ondanks dat het annexeren van het Huibertgat de facto een daad van oorlog tegen een neutraal land is, treedt Nederland niet op.
Gezien de voorliggende opdracht het estuarium van de Eems waar te nemen en dan voornamelijk de scheepsbewegingen, is het van belang op te merken dat het detachement slechts dagzichtmiddelen, in essentie veldkijkers, heeft. Nachtzichtapparatuur is nog niet uitgevonden. Schepen kunnen bij een maanloze donkere nacht en onder handhaving van z.g. 'lichtdiscipline' vrij gemakkelijk ongezien uit-of binnenlopen. Helemaal wanneer gebruik wordt gemaakt van het uitgaande tij, waarbij met beperkte stoomkracht – dus minder geluid – kan worden gevaren. Ik heb niets kunnen vinden dat zou duiden op aanwezigheid van zoeklichten.
Zeldzame foto van een der beide sloepen aan de kade van Noordpolderzijl. Mogelijk zijn het verlofgangers, of anders is het geposeerd. Afkomstig uit het fotoboek van het café Het Zielhoes in Noordpolderzijl, tevens opgenomen in het boek 'Noordpolderzijl, pleisterplaats tussen tijd en getijden'.
Om de waarnemingen op schrift te rapporteren wordt gebruik gemaakt van de dagelijkse door de mariniers uitgevoerde, o.a. t.b.v. de bevoorrading, sloepdienst op Noordpolderzijl en de daaropvolgende ordonnansdienst naar Den Helder, die dan tevens de veldpost verzorgt. Het detachement heeft voor de bootdienst twee 4-riem sloepen met zeil.
Een van deze sloepen (samen met de motorboot Theda van Toxopeus) drijft in 1917 tijdens een storm weg en gaat voor de kust van Borkum verloren. De commandant van Rottumeroog plaatst daarop een advertentie in een aantal Groningse kranten waarin hij een vergelijkbare sloep te koop vraagt. Om onbekende reden krijgt hij die niet van het marine-hoofdkwartier.
Naast de sloepen is daar de mogelijkheid van een radioverbinding. Rottumeroog heeft als enige
Waddeneiland geen lijnverbinding met de wal, wel met Schiermonnikoog. Hiertoe wordt een uit 1907 stammende radio van het type 'sonoor-fluitvonk-systeem' Telefunken, afkomstig van het hoofdkwartier van het veldleger, ingedeeld. Deze wordt met name gebruikt om verbinding te maken met het detachement in Noordpolderzijl en het detachement op Schiermonnikoog. Rottumeroog krijgt dan het radio call-sign 'HMS Heemskerk'.
In 1914 wordt een bestek gemaakt voor een tweetal drenkelingenhuisjes. Als in 1915 de bouw uiteindelijk doorgang kan vinden, raadt de commandant van Rottumeroog (inmiddels R.L. Dijkhuis oud burgemeester van Leek en tevens reserve marineofficier) dit af omdat de bouwsels door de vele vreemde vliegtuigen als oriëntatiepunt kunnen worden gebruikt. Bovendien bestaat het gevaar van ontploffende zeemijnen, wanneer deze – losgeslagen – tegen de funderingspalen zullen stoten.
Er worden overigens met regelmaat aangespoelde mijnen gevonden. Deze worden door het personeel van het detachement onklaar gemaakt. Aardig om te vermelden is dat Hendrik Toxopeus deze onklaar gemaakte mijnen in diverse dorpen in Groningen heeft tentoongesteld. Het geld dat hij hiermee ophaalt, wordt door hem geschonken aan de Redding Maatschappij.
In 1917 verzonden vanaf Rottumeroog met stempel van de 'Militaire Telegraafdienst Rottumeroog' (sic).
Ontspanning
Gedurende de eerste maanden is er geen kans op verlof, anders dan buitengewoon verlof zoals in geval van het overlijden van directe familie. Gaandeweg, als blijkt dat Nederland niet in de oorlog zal worden betrokken - wordt vakantieverlof ingevoerd; maximaal één week per keer. Hiertoe worden de sloepen gebruikt en vervolgens een auto-pendeldienst om de manschappen naar het stationnetje Usquert te vervoeren.
Voor hen die achterblijven zijn er boeken en op gezette tijden vindt er ook lichamelijke oefening plaats. Het eigen kader dient als instructeurs. Een hieraan gekoppeld tijdverdrijf wordt gevonden in het spelen van voetbalwedstrijden. Zo speelt het detachement in juli 1917 in Usquert tegen VVV Noordpolderzijl en op 8 september 1918 zelfs in een toernooi tegen Warffum, Noordpolderzijl en Uithuizen in Uithuizen.
Er ontstaan in Nederland gedurende de mobilisatie twee militaire toneelgezelschappen. Zowel 'het Militaire Tooneel' als ook 'het Grenswachttooneel' zijn op Rottumeroog geweest om op te treden. Ook het musicerende 'Mobilisatie Trio' heeft haar opwachting op het eiland gemaakt. In 1915 worden er door de firma Desmet uit Amsterdam zelfs bioscoopfilms naar het eiland gezonden. Opmerkelijk genoeg maakt Toxopeus geen melding van deze optredens in zijn journaals.
Een van de matrozen heeft zelfs het initiatief genomen een handgeschreven humoristisch eilandkrantje uit te geven dat toepasselijk 'Dagblad van Rottumeroog' heet. Indien men een tekstbijdrage wil leveren wordt verwezen naar 'onder redactie van Maupi. Kantoor: Bak nr 3', onder het marine-jargon 'bak' moet 'groep' worden verstaan.
Een ander tijdverdrijf is het zoeken van zeevogeleieren. Niet alleen als verstrooiing maar ook als aanvulling op het dagelijks rantsoen. Deze activiteit zorgt echter voor een controverse. Op 29 november 1915 bericht het Nieuwsblad van het Noorden dat de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, onder wiens directiebescherming het eiland toen staat, van de Nederlandse Ornithologische Vereeniging een klacht heeft ontvangen dat het rapen van de eieren ervoor heeft gezorgd dat de volledige sternkolonie is verdwenen. Het jaar daarop blijkt dat deze zich naar het eiland Griend heeft verplaatst. Een vertegenwoordiger van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten heeft in maart dat jaar nog een lezing met 'lichtbeelden' voor alle manschappen op het eiland gehouden, waarin wordt gewezen op de gevolgen van het rapen van eieren. In antwoord op de klacht bericht Toxopeus dat het niet alleen de militairen zijn maar ook dat het hoge water in mei de eieren heeft meegenomen. Het Hoofdkwartier van de Opperbevelhebber van Land-en Zeemacht stelt een onderzoek in en er komt een verbod op het rapen van eieren. Overigens geven de mariniers in protest aan dat het de beide knechten van Toxopeus zijn die de eieren rapen en wel zeker 750 per dag. Deze worden voor 7 cent per stuk aan de matrozen verkocht.
Bijzondere gebeurtenissen
Op 17 juni 1915 gaat marinier Kikker te ver de zee in en kan ternauwernood door kameraden worden gered.
Op 13 januari 1916 inundeert het zuidwestelijk deel van Rottumeroog. Wat dit voor consequentie heeft voor de militairen is onduidelijk.
Op 1 februari 1916 vliegt een Duitse Zeppelin van het type L 15 over Rottumeroog en schendt daarmee het Nederlandse luchtruim. De commandant Rottumeroog rapporteert dit aan Den Helder. Opmerkelijk genoeg betuigt Duitsland officieel spijt en biedt schriftelijk excuses aan. Reden van het schenden is volgens de Duitsers een foutief kompas en dichte mist.
Op 12 juli 1917 wordt ene matroos Mettlerkamp, die is aangespoeld op de Boschplaat en afkomstig is van het vlak daarvoor gezonken Noorse schip de Narvik, in Warffum begraven. De kist wordt gedragen door militairen van het marine-detachement Rottumeroog o.l.v. Luitenant ter Zee Eerste Klas Nachtegaal.
Op 14 augustus 1917 komt de Opperbevelhebber Land-en Zeemacht, Generaal C.J. Snijder. op inspectie naar Rottumeroog.
Op 8 januari 1918 weet schipper Mees Toxopeus, onder zeer zware weersomstandigheden, slechts één man, bootsman Reinhardt uit Zürich, te redden van het Duitse patrouillevaartuig 'Bürgemeister Pauli', dat samen met twee andere Duitse schepen in nood verkeert. Meer dan 40 personen vinden bij deze ramp de dood in de golven. Het Borkumerrif is Duits gebied en mag, in verband met de oorlogstoestand, niet benaderd worden. Eerst nadat Duitse reddingboten tevergeefs hebben getracht de gestrande patrouillevaartuigen te benaderen wordt de hulp van Rottumeroog ingeroepen. Feitelijk nadat Toxopeus heeft aangeboden te helpen komt de aanvraag van de commandant van Borkum, via Radio Scheveningen en commandant Schiermonnikoog, Eerste Luitenant Jhr. Groeninxs van Zoelen en via de bestaande lijnverbinding tussen Schiermonnikoog en Rottumeroog bij de commandant van Rottumeroog terecht. Hij informeert vervolgens Toxopeus. Die neemt onmiddellijk actie, geholpen door zijn beide knechten en vier man van het marine-detachement. Dat deze laatsten ook deelnemen heeft Toxopeus uit zijn journaal gelaten. De commandant van Borkum zendt later een bedanktelegram naar de commandant van Rottumeroog.
Op 22 april 1918 maakt een Duits W.12 watervliegtuig, zeer waarschijnlijk afkomstig van het
'Seeflugstation' Borkum-See), ten zuiden van Rottumeroog een noodlanding. De commandant van Rottumeroog, conform opdracht, interneert het vliegtuig en haar bemanning, nadat hij het ongeschonden in handen heeft gekregen. Het toestel wordt overgebracht naar marinevliegdienstbasis de Mok op Texel. Het wordt – na inspectie – door de marine-vliegdienst in gebruik genomen met als typeaanduiding W-1. Gedurende de mobilisatie wordt de Nederlandse luchtmacht, 'Luchtvaartafdeeling' genaamd, regelmatig versterkt met geïnterneerde vliegtuigen van alle conflicterende partijen.
Een W.12 op het lanceerdek (feitelijk een katapult) van Marine Seeflugstation BorkumSee. Onder de rechter vleugel is de kustlijn van Rottumeroog te zien.
Het is niet allemaal kommer en kwel op Rotturmoog
Op 28 juni 1939 schrijft Dr. J.F.O. Huese, chirurg en vrouwenarts uit Goes, het volgende aan De Telegraaf:
- Het spijt me, dat ik aan het 'aureool' der vier Groningsche studenten moet tornen. Toen ik in Mei 1917 als officier van gezondheid op Rottummeroog was gedetacheerd voetbalden de matrozen op een goeden dag aan den vasten wal (Noordpolderzeil). De eenige bal raakte defect en goede raad was duur. Men wist echter raad en telefoneerde naar het eiland, waarop 4 Jantjes met den bal vertrokken en behouden het wad overstaken. Of hier de sportieve geest of andere attracties tot deze heldendaad inspireerden, zal ik in het midden laten. -
Soldatencourant
De Soldatencourant, het orgaan voor leger en vloot, jaargang 3, 1917, nr. 423, 29-04-1917 plaatst het volgende artikel:
Demobilisatie
Op 11 november 1918 wordt de wapenstilstand tussen de Geallieerden en de Duitsers van kracht.
Wanneer de laatste man van het marine-detachement Rottumeroog heeft verlaten, is niet bekend. Wat achterblijft zijn slechts de barakken, waarvan er één lang overleeft.
Voormalige barak, hier Villa Engelina (zie bord boven deur)
Na de mobilisatie en na het vertrek van het detachement wordt die barak omgebouwd tot schipbreukelingenverblijf en magazijn van de Redding Maatschappij. Schipper Mees Toxopeus is de huismeester en de directie van de Redding Maatschappij logeert er regelmatig.
De villa dankt haar naam aan de in 2007 overleden dochter van Hendrik de Booij. De reddingboten de C.A. den Tex en de Hilda hebben er voor de deur voor anker gelegen in het 'oppertje' van de duintjes. In 1930 is de villa uiteindelijk door de zee verzwolgen. In een verslag van 10 mei 1940 meldt de dan op Rottumeroog geplaatste sergeant Dirk Bode dat er nog steeds een barak uit de mobilisatie 1914/18 staat. Het reddingstation wordt opgeheven en de naam Engelina raakt in vergetelheid.
Ik wil een lans breken om bebouwing op Rottumeroog tot in eeuwigheid 'Villa Engelina' te dopen. Een mooi houten bord met deze naam boven de ingang zou toch simpel te regelen moeten zijn.
Het duurt tot 14 maart 1940 tot er weer Nederlandse militairen op Rottumeroog worden gelegerd. In nieuwe houten barrakken, terwijl er in 1930 nog een plan is gelanceerd om een regulier fort op het eiland te bouwen. Dat plan wordt dan al snel naar de prullenbak verwezen.
Tekening van Villa Engelina op 13 oktober 1929.
Verantwoording
Geïnspireerd door een artikel van Egge Knol handelend over Rottumeroog tijdens de Duitse bezetting, ben ik gaan onderzoeken wat er bekend is en verifieerbaar is terug te vinden over Rottumeroog in de periode 1914 – 1918. Dat is dus niet veel.
Voor zover ik heb kunnen nagaan is over Rottumeroog in mobilisatie 1914/18 niets gepubliceerd, althans niet als samenhangende beschouwende proza. Ik heb o.a. moeten terugvallen op digitale (regionale) kranten, de dagboeken 1909 – 1964 van Hendrik de Booij (van 1906-1946 secretaris en penningmeester van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij), het journaal van de strandvoogd Hendrik Toxopeus, specifiek 1914 – 1918 (Gronings Archief) en het archief van de KNRM. Verder wat losse ongeclassificeerde militaire informatie op Internet. Wat voor mij van veel belang zou kunnen zijn, is het document 'MvD/CAD AHKGS/ongeïnventariseerd, dossier Rottumeroog 1915'. Juist dit stuk zou mij meer informatie kunnen geven over de specifiek militaire aspecten aan de operatie. Na alle beschikbare militaire archieven en het Nationaal Archief te hebben onderzocht, moet ik concluderen dat het onvindbaar is. Defensie-archivarissen weten mij zelfs mee te delen dat het waarschijnlijk is vernietigd!
Omdat dat document in potentie van groot belang is, heb ik nadrukkelijk getwijfeld dit stuk te plaatsen. Het heeft met volledigheid en verifieerbaarheid te maken. De reden om het toch te doen is tweeledig; wat ik dan wel te melden heb is mogelijk interessant en tevens wordt de losse informatie die er is nu in één openbaar document vastgelegd. Dat kan mogelijk dienen als basis voor verder onderzoek door mede-hobbyisten. Het geeft in ieder geval een vollediger beeld van de historie van het eiland.
Ik maak mij overigens geen enkele illusie dat er ooit een 500-pagina standaardwerk over Rottumeroog in de Eerste Wereldoorlog zal verschijnen.
Voor de hobbyisten die alsnog willen zoeken, de wat cryptische codering van het dossier staat voor: 'Ministerie van Defensie/Centraal Archief Depot Algemeen Hoofdkwartier Generale Staf/ 'enz. Mocht het toch nog bestaan dan zou het mogelijk in het in het "archief van het kabinet van de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, 1914 - 1920, 1939 – 1940, 1 - 12 Ingekomen en minuten van uitgaande stukken. 1914 - 1920, 1939 – 1940, 10 omslagen en 2 pakken, 1 -7 Zeer Geheim 1914 moeten zitten.
Naschrift
In Arthur J. Marder's boek 'Volume II: The War Years to the eve of Jutland: 1914-1916. From the Dreadnought to Scapa Flow'. (Oxford University Press 1965) worden door de scribent toespelingen gemaakt dat het zeer wel mogelijk is dat Nederlandse militairen (Marinedetachement Rottumeroog?) gegevens over Duitse vlootbewegingen in het Eems estuarium zouden kunnen hebben doorgegeven aan de Britten. Hij stelt dat Duitse schepen hier nadrukkelijk rekening mee hielden bij hun koersbepaling. Informatie over vlootbewegingen in de Eems zou voor de Britten van ongelofelijk groot strategisch belang zijn geweest.
Ik heb getracht dit zowel aan Duitse en aan Britse kant geverifieerd te krijgen. Duitse informatie heb ik niet gevonden en aan Britse kant stuit ik op: 'Confidential, British Foreign Office, Political Correspondence Germany, Series 1, 1906–1925, Part 1: 1906–1919'. Lezer dezes begrijpt het: 'confidentieel' en dus vooralsnog niet toegankelijk.
Feit is wel dat zowel Britse als Duitse spionnen bijzonder actief zijn geweest in neutraal Nederland. Het boek 'Spionnennest 1914 – 1918' van Edwin Ruis geeft hier een helder beeld van. Observaties door een Britse spion vanuit b.v. Delfzijl zou waarschijnlijk veel minder omslachtig en net zo effectief zijn geweest. Ergo, ik hecht niet veel waarde aan de conclusie van Marder.
Afsluiting
Zoals onder 'brononderzoek' geschreven, mis ik dus mogelijk nog flink wat informatie. Ik houd mij derhalve van harte aanbevolen voor ieder stukje van de puzzel 'Rottumeroog 1914 – 1918'.
Ook reacties die mij wijzen op feitelijke onjuistheden in het bovenstaande zie ik met vreugde tegemoet.
Er rust geen copyright op dit stukje. Alle foto's (behalve die genomen in de haven van Noordpolderzijl) zijn van openbare bronnen afkomstig. Indien men e.e.a. wil gebruiken voor andere publicaties staat dat volledig vrij, onder voorwaarde van bronvermelding. Mijn contact: ffop.cc@live.nl
Oorspronkelijke tekst: Erik Bouwmeester, Luitenant-kolonel der Grenadiers b.d.
Jaartal onbekend. De tekst is voorzover noodzakelijk bewerkt voor NZD.
De beide stukken over het voetballen zijn ingezonden door Willem Kruf (16 juli 2024).
Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
|
Hoogeveen, 28 oktober 2020.
Revisie: 24 maart 2024.
Update: 15 juli 2024.
Samenstelling: © Harm Hillinga. |
|
|
↑ Top |
|
|